Hoe eerlijk is de poppenspeler?
Waarom geloven we toch zo graag dat alles maakbaar is?
Wellicht omdat we in een wereld leven waarin ons wordt verteld dat we alles kunnen zijn en alles kunnen worden wat we willen. Bijna iedere reclame, vertelt ons dat we gelukkig kunnen zijn als we maar product X of Y aanschaffen.
Er gaat een hele wereld aan ons voorbij waarin we elkaar vertellen dat je alles kunt krijgen als je er maar in gelooft. En gelukkig worden zullen we!
Tegelijkertijd is het alcohol en medicijngebruik (benzodiazepine, antidepressiva) hoger dan ooit. Is geluk dan niet hetzelfde als krijgen wat je wilt? In een wereld waarin wordt verteld dat alles maakbaar is, hebben velen blijkbaar het idee dat dit ook voor onze huisdieren geldt. Hiernaast vertelt een legertje ‘trainers’ dat het gedrag van onze dieren naar onze hand gezet kan worden. Gek genoeg liegen ze hier niets aan. Het kan inderdaad allemaal. Wij zijn de mens. Wij hebben beschikking over een arsenaal aan hulpmiddelen en methoden om dieren aan onze wensen te onderwerpen. In mijn optiek is de vraag dan ook niet: kun je het voor elkaar krijgen? De vraag is veel eerder: moet je het willen? Wie ben jij, hoe sta jij in het leven, hoe wens je niet alleen met mensen maar ook met alle andere dieren op de wereld om te gaan? Hoeveel respect wil en kun je ze geven? En, waar ligt jouw grens?
HONDEN ZIJN ROOFDIEREN
Wij trekken als poppenspeler aan alle touwtjes. We hoeven niet bang te zijn dat onze honden later een autobiografie zullen schrijven waarin ze aangeven wat voor mens wij waren. Ook zullen ze ons nooit een proces aandoen. Maar mag dat de reden zijn om zonder respect voor de intrinsieke waarde van andere dieren met ze samen te leven? In hoeverre respecteren wij het ‘eigen zijn’ van onze honden? Mogen ze zijn wie ze zijn? Of moeten ze maar al te vaak in ons kleivormpje? Aanwezig als wij het willen en uit zicht in de mand als wij het druk hebben. Wij willen wél een waak- en verdedigingshond, maar hij mag niet blaffen tegen de visite. Hij móet uiteraard blaffen tegen de inbreker. Gedrag waar wij op geselecteerd hebben, mag alleen worden getoond als het ons uitkomt. Wij gaan best ver met onze wensen. Honden vonden zichzelf naar alle waarschijnlijkheid prima zoals ze waren. Wij hebben voor God gespeeld. En als we een beetje om ons heen kijken, heeft het zich niet alleen tot die aanleg beperkt. We hebben ook veel met het uiterlijk van honden gedaan. In sommige gevallen zo sterk (denk bijvoorbeeld aan enorme vachten) dat je twee keer moet kijken of je het voertje wel aan de juiste kant van de hond staat te geven. Ondanks dit is de hond een roofdier in hart en nieren. Het blijft een neefje van de wolf. Dit niet meer erkennen, geeft maar al te vaak problemen.
HOND VERSUS WOLF
Er is veel te doen over hond en wolf. Volgens sommigen is er geen verschil en anderen zien alleen maar verschillen. De waarheid ligt mijns inziens in het midden. Binnen de taxonomie behoren ze tot dezelfde soort. We zien ook zeker overeenkomsten in gedrag. Maar om onze huishonden nu te zien als wolf in een hondenpak, gaat mij net weer een stap te ver. Dieren leren hun gedrag aan te passen aan hun leefomgeving. Dat geldt voor wolven, voor vrij levende honden en voor huishonden. Huishonden leven in een totaal andere situatie dan de wolf en hebben na eeuwen van domesticatie geleerd mensen te begrijpen en met ons samen te leven op een manier die we niet bij wolven aantreffen. Wolven zijn als huisdier niet gemakkelijk te houden. Ze luisteren slechts naar één persoon en accepteren de overige gezinsleden, maar zijn en blijven bijzonder wantrouwend naar niet groepsleden. Eric Zimmen (bioloog en wolvenexpert) heeft ooit geprobeerd een sledehondenteam te vormen van wolven. Dit experiment is mislukt. De wolven neigen veel sneller naar vechten onderling en luisteren nagenoeg niet naar de gegeven commando’s. Als onze huishonden al wolven zijn in gedrag, dan zijn het wat mij betreft enorm ‘centrale verwarmingswolven’. Liggend op de bank, wachtend op een mens die het eten klaarmaakt. Ik vraag me af of zij het in de natuur nog heel goed zullen doen.
FREE ROAMING DOGS
Vrij levende honden of free roaming dogs leven in sociale groepen. Waar bij wolven een ouderpaar voor nageslacht zorgt, zien we dat bij vrij levende honden de voortplanting minder strikt geregeld is. Ze hebben een promiscue paringssysteem, waardoor het mogelijk wordt dat groepen vermengen tijdens de paartijd. Hiernaast zien we dat de teejes vaak twee loopsheden per jaar kennen (de wolvin één maal per jaar). De zorg voor de jongen wordt voornamelijk door de moeder gedaan, hoewel de andere groepsleden wel de pups wassen, ermee spelen en ze beschermen. (Coppingers/L. Batani/ M.Paul-A.Bhadra) Vrij levende honden zien we veelal hun kostje bij elkaar scharrelen in de buurt van mensen. Wat niet zegt dat ze nooit als groep zullen jagen. Er zijn zeker functionele jagende groepen waargenomen. Bij vrij levende honden zien we een duidelijke hiërarchie. Zij hebben een niche gevonden waarbinnen zij zich zo succesvol mogelijk voortplanten om zo hun genen door te geven.
HUISHONDEN
Er zit verschil in het leven en voortplanten van wolven en free roaming dogs of city dogs. Maar waar blijft onze huishond? Hoe leven zij dan? Zij hebben nauwelijks keuzes. Bij huishonden wordt het leven bepaald door de mens. Wat je eet, wanneer je eet, hoe vaak je eet, wanneer je naar buiten mag, hoe lang en of je wel of niet los mag lopen, waar je mag liggen en hoe je dingen moet aan- of juist af moet leren. Wij bepalen zelfs de paringspartners. Bijzonder genoeg hoor ik sommige ‘trainers’ zeggen dat we meer controle over de hond moeten nemen. Nog meer? Als we honden vergelijken met wolven zien we bij honden neotenie. Dat betekent dat ten opzichte van de wolf honden bijzonder juveniel (jeugdig) in gedrag zijn. Ze blijven speels en zijn toleranter naar soortgenoten buiten hun eigen groepen. Hoewel we met name bij Molossers zien dat zij een bovengemiddelde intolerantie tonen ten opzichte van niet groepsleden. Ze deinzen er ook niet voor terug om op hun territorium soortgenoten te doden. Best dubbel dat uitgerekend zij, qua hoofd, voldoen aan het Kindchenschema. Een groot rond hoofd, grote ogen en in vergelijking met het hoofd een korte snuit. Ze zien er enorm schattig uit. Dat is bij meerdere rassen zo. Een American Akita ziet er uit als een knuffelbeertje. Toch is het een serieus te nemen hond die bedoeld was voor de berenjacht. Wat je ziet is niet per definitie wat je krijgt
GENETISCHE PREDISPOSITIE
Uiteindelijk vertonen alle rassen gedrag dat bij de soort hoort. Dat heet genetische predispositie of aanleg. Volwassen reuen tillen doorgaans hun poot op bij het plassen, honden maken allemaal een spelboog als ze een ander individu uitnodigen om te spelen en geen van allen miauwt. In deze zin is er inderdaad geen verschil tussen rassen. Noch mag je verwachten dat een rashond volledig in de beschrijving van de rasstandaard past. Niet iedere Duitse herder is geschikt voor de IGP en niet iedere Labrador heeft altijd een zachte bek . Toch zien we binnen bepaalde rasgroepen een bovengemiddelde aanleg met betrekking tot het uitvoeren van de taken waar wij ze voor bedacht hebben. Bepaalde, voor het werk belangrijke, eigenschappen liggen meer aan de oppervlakte. Zo verbaast het niemand dat een jonge Border Collie pup sterk de neiging heeft tot drijven en dat we dit nauwelijks zien bij een Afghaanse windhond. Deze laatste zie ik ook niet snel ingezet binnen de KNPV. Het zou wel best prachtig staan in het straatbeeld. Misschien doet het zelfs iets positiefs met je beleving als je wordt staande gehouden door zo’n sierlijke hond. Maar de verwachting dat veel van deze honden door dit programma komen en daadwerkelijk geschikt zijn voor de inzet, is nauwelijks reëel te noemen. De aanleg is door eigenaren niet helemaal te beïnvloeden. We kunnen inderdaad door opvoeding en begeleiding de aanleg in optima forma tot ontwikkeling laten komen of er juist voor kiezen om dit zo veel mogelijk ‘slapend’ te houden. Echter, van een terriër verlangen dat hij niet snel en scherp op prikkels reageert, is niet realistisch. We kunnen zeker invloed uitoefenen op de aanleg, maar we krijgen het niet zonder selectief fokbeleid weg. Dit betekent dat we rekening moeten houden met de oorspronkelijke taken van honden. Als we aan de eigenaar van een Golden retriever vragen of het mogelijk is dat onbekenden het terrein op komen lopen, is de kans groot dat dit zonder risico kan. Stel dezelfde vraag aan de eigenaar van een Boerboel en het antwoord zal waarschijnlijk anders zijn. Hier hoeven beide eigenaren niet heel hard voor te werken binnen de opvoeding. Ontkennen van de aanleg kan, bij bepaalde rastypen, zelfs tot zeer gevaarlijke en/of ongewenste situaties leiden. Wij mensen hebben deze selectie toegepast en wij zijn er dus verantwoordelijk voor. We moeten ons realiseren dat het niet mogelijk is om eigenschappen te downloaden. Wat er niet in zit, komt er ook niet uit. Alle eigenschappen waar wij op hebben ingezet, komen uit de soort. Vandaar dat het heel simpel is die eigenschappen ook binnen andere rassen naar boven te halen. Honden die bovengemiddeld snel predatiegedrag (natuurlijke drift na te jagen, vangen, doden en opeten) laten zien, doen dit omdat hierop is geselecteerd. Maar of we het nu leuk vinden of niet, predatie zit in de soort. Dit betekent ook dat we met groot gemak nieuwe vechthonden kunnen ‘maken’. Wat de mens wil, is wat de mens krijgt. Het gedrag dat wij willen zien, moet echter wel in de soort aanwezig zijn. We kunnen de komende tien jaar enorm gaan selecteren op aanleg bij koeien, maar we gaan ze niet laten jagen. Het blijft dus een raadsel, hoe een koe een haas vangt.
WELKE TAAK HEEFT DE PROFESSIONAL?
Naast dat er sprake is van genetische predispositie met betrekking tot de uit te voeren taken, hebben we te maken met een mate van trainbaarheid. Ook hier zien we verschillen in rasgroepen. Waar de ‘werkhonden’ geselecteerd zijn op een hoge mate van volgzaamheid, zien we rassen die bijzonder zelfstandig zijn. Toch willen veel eigenaren dat hun hond in het plaatje van de ideale huishond past. Als trainers en gedragstherapeuten willen we graag helpen. Maar hoe eerlijk zijn wij? Is het eerlijk om een eigenaar te helpen een hond in zijn/haar kleivormpje trainen? Wij mogen niet vergeten dat we er staan voor de hond! Ik zeg dan ook af en toe: ‘Ik zou hier bij kúnnen helpen. Maar ik doe het niet.’ Dat valt niet altijd mee. De kans bestaat dat iemand dan naar een concurrent gaat die wél wil ‘helpen’. Maar mag dit een reden zijn om de hond te verloochenen? Ik houd van honden. Zielsveel. Eigenaren kunnen heel veel willen, maar dit betekent niet dat ik ook altijd moet leveren. Inmiddels merk ik dat mijn duidelijk aangegeven ‘nee dit doe ik niet!’ eerder voor inkeer zorgt. Zolang professionals meegaan in irreële eisen, houden we de maakbaarheidsmythe in stand. Wij hebben de taak om de poppenspeler te helpen. Soms is dat door een paar touwtjes door te knippen. We zijn het aan de hond verplicht.